Scene with a party in a tavern or living room

In een grote ruimte met rechts en aan de achterkant hoge wanden, en links een hoge doorgang naar een tuin, is een gezelschap mannen en vrouwen getekend. Ook twee bedienden zijn aanwezig. De vloer lijkt van leem. Het meubilair is eenvoudig van stijl en bestaat uit drie houten stoelen met hoge rugleuning, een ronde tafel met kom; een laag rond meubelstuk met opstaande rand in de vorm van een doos, waarop ook een kom staat; een driepotig voorwerp bevat een kom met oor – het zou een kwispedoor of spuugpot kunnen zijn. Links staat een Europese man die is gekleed in een lange jas die reikt tot op de knie, met de kraag gesloten onder de kin. Hij draagt schoenen. Over zijn rechterschouder een bandelier waaraan op zijn linkerheup een schede met degen hangt. Zijn gestrekte rechterhand houdt een breed gerande vilten hoed vast. Met zijn linkerhand heft hij een wijnglas. Rechts van hem tegen de achterwand zit een Europese vrouw op een stoel. Ze is gekleed in een bloes met wijde mouwen en een brede platte kraag. De bovenste van de dubbele rok is opgetrokken tot boven de knieën. Het haar is naar achter gekamd, met krulletjes op de slapen. Voor haar buik houdt ze met beide handen een wijnglas vast. Op de stoel tegenover haar zit nog een vrouw. We zien haar maar gedeeltelijk van achteren: de mouw om haar linkerarm en rok om haar linkerbeen. Aan haar linkervoet is een muiltje getekend. Achter deze stoel staat een man. Hij steunt met beide handen op de rugleuning. Hij gaat gekleed in een korte geplooide rok, waaronder de pijpen van een kniebroek uitkomen, en draagt een kort jasje met lange mouwen en kraag; onder in de taille steekt de rand van een wijde bloes uit. De mouwen van die bloes steken met flarden ook uit de mouwen van het jasje. Hij draagt schoenen. Over zijn rechterschouder hangt een geborduurde bandelier waaraan op zijn linker heup een schede met degen hangt. Op zijn hoofd een vilten hoed, een veer hangt over de rand. Rechts op een stoel tegen de zijwand zit nog een man. Hij draagt een korte rok(-broek), waaronder de pijpen van een kniebroek uitkomen, en een kort jasje met lange mouwen en kraag, van voren gesloten; eronder is een bloes. Flarden van de mouwen van die bloes hangen uit de mouwen van het jasje. Hij heeft schoenen aan en een hoge vilten hoed op zijn. Met de rechterhand heft hij een wijnglas. Tegen de achtermuur in de hoek van de ruimte staat een Euraziatische of Singalese vrouw. Ze draagt een voetlange wikkelrok (redda) en een bloes met wijde mouwen (hatte). Rechts vooraan tegen de zijmuur staat een bediende. Hij draagt alleen een heupkleed tot op de voeten (lungi) en het gespierde bovenlijf is onbedekt; zijn oorlellen zijn opgerekt. Kledij en gelaatstrekken geven geen uitsluitsel over zijn herkomst. Blad 116 uit een schetsboek met 117 bladen.