MCC-42348 Elisabeth van Hongarije (7)

Nederlands: Elisabeth is staande voorgesteld. In haar rechterhand draagt zij haar attribuut: een dubbele kroon. Met haar linkerhand legt zij een aalmoes in de bedelnap van een kleine bedelaar die rechts voor haar staat. De bedelaar leunt op een kruk die hij met zijn linkerhand omklemt. In de rechter houdt hij de bedelnap. Hij heeft geen voeten meer en steunt op zijn onderbenen, die in houten stutten zijn gestoken. De figuren staan op een rotsige grond.
Elisabeth draagt een ruim kleed, dat zij onder haar linkerarm heeft opgenomen, zodat er voor haar lichaam een reeks onregelmatig gebroken plooien is ontstaan. In de wijde mouwen zijn aansluitende mouwen van een onderkleed zichtbaar, dat in pijpplooien tot op haar voeten valt. Haar wijde mantel heeft ze opgenomen onder de rechterarm. Op haar hoofd staat een kroon, die van een gedraaide parelband is voorzien. Onder de kroon ligt een sluier, die los over haar schouders ligt. Haar hals is bedekt door een kindoek. Aan haar rechtervoet een schoen met spitse punt.
De bedelaar is gekleed in een korte, gerafelde tuniek. Op zijn hoofd met lange haren een hoed met omgeslagen rand waar een doek onderuit hangt. Zijn beenstompen zijn met lappen omwonden.
Polychromie:
Resten witte grond; restje rood in een plooi tussen mantel en bovenkleed; restje rood onder het onderkleed bij het standvlak.
Techniek:
Het bovenste deel, tot en met de schouders van Elisabeth, is apart aangezet (zeer oude aanvulling); dit is deels gelijmd, deels gespijkerd; twee spijkers aan de achterzijde en één aan de voorzijde.
Aan de achterzijde vlak. In de bovenzijde van het hoofd geheel links een langwerpige uitholling van ca. 2 cm diep. De kern lag aan de voorzijde van het werkblok. Beitelsporen op het standvlak. In het bovenste aangezette deel vooral aan de achterzijde grote noesten. In een plooi van het ondergewaad grote noesten en in een plooi van het bovengewaad links zit een noest. Binnenin de kronen op haar hand onafgewerkt.
In de achterzijde een zeer brede verdieping, rechthoekig, waarin resten van een witte afwerking waaroverheen twee smeedijzeren strips vastgezet met gesmede nagels. In de uitholling is de bovenzijde wit aangesmeerd.
Staat:
Onder het standvlak zijn langs zijkanten en achterkant vier delen hout gespijkerd voor rechtstand. Invoegingen: in de scheuren van de mantel (overlangse) en in de achterzijde van de sluier in het aangezette deel en tussen de twee delen (kops).
Afgebroken: de wijsvinger van de linkerhand met de aalmoes. Een klein stukje uit de sluier links, de fleurons van de kroon (bijgezaagd) en een stuk van de mantelplooi links.
Het standvlak is sterk gescheurd (radiale scheuren). Vele houtworm- en spijkergaten. In het standvlak een moderne plug. Een deel van het grondje naast Elisabeth's voet zit geheel los.

Vooral de achterzijde is zeer wormstekig. Meerdere kleine stukjes afgebroken her en der verspreid over het beeld. Het beeld brokkelt. Tijdens het terugtransport van de tentoonstelling in Brugge (2004) brak een stukje van de rugzijde af.